Inzet (en strekking) bocht

Met de inzet bereid je je voor op de volgende afzet: je stuurt de inzet-schaats in de richting van de volgende afzet, je neemt de juiste houding aan om de strek-kracht optimaal te benutten (denk aan lichaam ‘als één vlak’ uit de paragraaf Afzet bocht) en je duwt jezelf in de voorwaartse richting.
Als gevolg van de korte afzetfase in de bocht lopen de fasen van bijhaal en inzet deels parallel in de bocht.

We bespreken de volgende deelaspecten van de inzet :
1. Draaiing bekken / positie romp / stand bekken
2. Voeten sluiten en voorwaartse inzet
3. Gewichtsoverdracht
4. Plaatsing inzet-schaats

Ad 1. Draaiing bekken / positie romp / stand bekken
Vrijwel direct na het begin van de afzet strek je het afzetbeen in het heupgewricht waardoor het bekken  wegdraait van de afzetheup. 
Met het bekken draait het inzetbeen mee tot de richting van de volgende afzet is bereikt (raaklijn aan de bocht).
Als we de romp gefixeerd houden op het bekken, dan draait de romp mee van ‘boven afzetbeen’ naar ‘boven inzet-been’. Hierdoor zijn schouder-, heup, knie- en enkel gewricht in het vlak van het inzetbeen (`lichaam als één vlak’).
Bovendien houdt `lichaam als één vlak’  in dat de heup tijdens de strekking in het knie- en enkelgewricht ‘boven de blokjes’ is.


Romp van ‘boven afzetbeen’ naar ‘boven inzet-been’ in beeld.

Let op, de draaiing van het bekken is leidend, romp en inzet-been volgen.
De draaiing van het bekken draagt als rotatiekracht bij aan de opbouw van afzetkracht.

Ad 2. Voeten sluiten
De overgang van bijhaal naar (voorwaartse) inzet is links anders dan rechts.

Voorwaartse inzet links
De bijhaal links, achterlangs het rechter afzetbeen, eindigt op soortgelijke wijze als op het rechte eind: de hoeken van de schaatszit zijn zowel in het bijhaal-been als in het afzetbeen en de inzet-schaats is dichtbij de afzetschaats (inzetschaats wijst in richting volgende afzet).
Omdat de stand van het bijhaal-been na het voltooien van de bijhaal gedurende het resterende deel van de inzet niet of nauwelijks verandert en omdat je het lichaamszwaartepunt aan het einde van de inzet links van de inzet-schaats wilt hebben, moet je er voor zorgen dat de ‘voeten gesloten’ zijn bij het voltooien van de bijhaal. Doe je dat niet, dan zul je er niet in slagen het lichaamszwaartepunt links van de inzet-schaats te krijgen.
Vervolgens duw je de heup in de strekking in de voorwaarts richting (van de raaklijn).
Door zo vroeg mogelijk te beginnen met de draaiing van het bekken gaat de draaiing van het bekken mee in de strekking van het afzetbeen in het heup-, knie- en enkelgewricht. Je kunt dan de krachten uit de strekking én de draaiing combineren om de inzetheup (tegen het afzetbeen aan) in de richting van de inzet te duwen. We noemen dit een ‘voorwaartse’ inzet.

Voorwaartse heupinzet in beeld

Figuur 1. Na voltooien van de bijhaal is afstand bijhaalschaats – afzetschaats zo klein  mogelijk. 

Door de strekking van het afzetbeen neemt de afstand tussen de inzet- en afzetschaats wel toe.

Voorwaartse inzet rechts
De bijhaal rechts, voorlangs het linker afzetbeen, is pas voltooid als door een voorwaartse inzet de knie van het rechter inzet-been naar voren wordt geduwd, waardoor de hoeken van de schaatszit uiteindelijk weer terug komen in het rechter inzet-been. Ook hier moet de afstand tussen de inzet- en afzetschaats zo klein mogelijk zijn om het lichaamszwaartepunt links van het inzetbeen  te krijgen.

Figuur 2. Door voorwaartse inzet komen de hoeken van de schaatszit terug in inzet-been.


Inzet en strekking in beeld

Ad 3. Gewichtsoverdracht
Tijdens de strekking wordt het lichaamsgewicht overgebracht van het afzetbeen naar het inzetbeen (dat vervolgens afzetbeen wordt).
Het profijt van de zwaartekracht in de afzet (het effect van de ‘val’) wordt groter naarmate de gewichtsoverdracht later plaats vindt en is optimaal als het moment waarop de inzetschaats voor het eerst contact maakt met het ijs samenvalt met de ‘plaatsing’ van de schaats. Je maakt dan volledig gebruik van je lichaamsgewicht voor de opbouw van de afzetkracht en ‘valt’ als het ware in de volgende afzet. 

Je kunt met het uitstellen van het gewicht opnemen zo ver gaan dat de tweebenige fase nagenoeg geheel ontbreekt en je door de bocht heen rent, zoals Shani Davis doet in het fragment ‘rennen door de bocht‘.

Rennen door de bocht in beeld

(Ondanks de enorme versnelling blijft de rechterschouder bij Shani laag.)

Ad 4.  Plaatsing schaats
Aan het einde van de strekking, als de inzetschaats wordt geplaatst, is de inzetschaats (de ‘nieuwe’ afzetschaats) ongeveer een hele schoenlengte voor de (vorige) afzetschaats.

Figuur 4. Plaatsing rechter respectievelijk linker inzetschaats in bocht.

De (zijwaartse-)afstand tussen de twee schaatsen is afhankelijk van de snelheid en dus ook van de mate waarin je schuin door de bocht gaat: hoe hoger de snelheid, des te groter is die afstand. Maar wat die afstand ook is, op het moment van plaatsing van de inzetschaats bevindt het lichaamszwaartepunt zich altijd links ( = bochtenkant) van het lichaamsvlak.

Plaatsing en richting inzetschaats in beeld.

Plaatsen we de inzetschaats te ver van de afzetschaats, bijvoorbeeld omdat we de inzet begonnen zijn met een ‘gat’ tussen de inzet- en afzetschaats, dan komt het lichaamszwaartepunt hoger uit dan past bij de snelheid en rem je jezelf af.

Techniekaanwijzingen
(zie ook techniekaanwijzingen van Afzet)

  1. Aan begin inzet zijn schouder-, heup-, knie- en enkelgewricht in vlak van afzetbeen (‘Lichaam als één vlak’ met afzetbeen) zodat romp boven afzetbeen
  2. Kijk tijdens de inzet in de voorwaartse richting (richting raaklijn om bocht aan te snijden) en niet de bocht in.
  3. Draaiing bekken is leidend, romp volgt van ‘boven afzetbeen’ naar ‘boven inzet-been’
  4. Tijdens strekking zijn schouder-, heup-, knie- en enkelgewricht in vlak van inzet-been (‘Lichaam als één vlak’ met inzet-been) zodat romp boven inzet-been
  5. Heup ‘boven blokjes’ (gevolg vorige aanwijzing); bij inzet links roteer eventueel linkerknie enigszins naar buiten 
  6. Duw rechterheup bij strekking linker afzetheup in voorwaartse richting
  7. Duw linkerheup bij strekking rechter afzetheup in voorwaartse richting
  8. Maak de strekking af vóór de plaatsing van de inzetschaats
  9. Stuur rechter afzetschaats tegen het einde van de strekking naar binnen bij
  10. Stel opnemen lichaamsgewicht zo lang mogelijk uit, bijvoorbeeld met (lichte) kniehef inzet-been.

Voor schaatstechniek-oefeningen op het ijs verwijzen wij naar de paragraaf Schaatsoefeningen bocht

Naar paragraaf Armzwaai.