Schaatsplank

Schaatsen op de schaatsplank, ook wel ‘planken’ genoemd, is een beweging die lijkt op schaatsen. Maar door de beperkte bewegingsvrijheid op de plank zijn er verschillen.

Op het ijs vang je je lichaam op in balans: licht overhellend en op de buitenkant van de schaats. Vervolgens kantel je je lichaam om de afzetschaats, een beweging in gang gezet door de bijhaal en voortgezet door de zwaartekracht, de zogenaamde ‘val’.  Daarna volgt de strekking.

Op de plank vang je je lichaam op met een tweebenige glijfase. In de botsing tegen de stootrand bereikt je lichaam de verticale stand terwijl je het strekbeen bijhaalt.
Vanaf dat moment is de beweging op de plank identiek aan de schaatsbeweging op het ijs en begint de volgende afzet (val + strekking).

De schaatsplank in beeld.

Als je er voor zorgt dat

  1. de romp steeds recht naar voren wijst
  2. tijdens de strekking je niet te vroeg gewicht opneemt op het inzetbeen
  3. tegen het einde van de glijfase de bijhaal ontspannen wordt uitgevoerd
  4. aan het einde van de tweebenige glijfase schouder-, heup, knie- en enkelgewricht in één vlak zijn (met andere woorden, de heup en de romp niet ‘achterblijven’),

dan staat de beweging op de plank op onderdelen zo dicht mogelijk bij de schaatsbeweging op het ijs.
Bekijk nogmaals de video De schaatsplank in beeld.

Techniekaanwijzingen

  1. Blijf diep zitten tijdens het planken
  2. Houd de romp recht naar voren
  3. Neem tijdens strekking zo laat mogelijk gewicht op op inzetbeen
  4. Beweeg tijdens de strekking heup horizontaal zijwaarts / druk afzetheup naar beneden
  5. Haal tegen het einde van de glijfase ontspannen bij, laat onder- en bovenbeen hangen
  6. Breng aan het einde van de glijfase schouder-, heup, knie- en enkelgewricht van inzetbeen in één vlak
  7. Begin strekking na het voltooien van de bijhaal..

Naar paragraaf foutenanalyse.