Op het rechte eind is de richting van de afzetschaats afwisselend schuin zijwaarts naar rechts en schuin zijwaarts naar links (schuin zijwaarts en niet recht-vooruit omdat een afzetkracht loodrecht op de richting recht-vooruit je geen meter vooruit helpt; zie voor de details de paragraaf Zijwaarts vooruit.
In de schaatsslag onderscheiden we deelbewegingen die direct bijdragen aan de afzetkracht: kanteling of zijwaartse val, draaiing bekken (vanwege de wisseling van afzetrichting) en strekking; en deelbewegingen die niet direct bijdragen aan de afzetkracht maar wel gericht zijn op het optimaal benutten van de zwaartekracht: bijhaal en inzet.
Schematisch zie de schaatsslag op het rechte eind er als volgt uit:
Figuur 1. Schematische weergave van twee opeenvolgende schaatsslagen op het rechte eind.
Elke afzet is het spiegelbeeld van de vorige afzet. De linker- en rechterafzet zijn daarom qua lengte (tijd) aan elkaar gelijk: de schaatsbeweging verloopt ritmisch.
Schaatsbeweging in beeld: kanteling, draaiing, val en strekking
Om de werking van de zwaartekracht op een schaatser te begrijpen geven we een korte uiteenzetting over het lichaamszwaartepunt 1).
Lichaamszwaartepunt
Het lichaamszwaartepunt is een punt waarin de lichaamsmassa is samengebald en waarvan de ligging wordt bepaald door de verdeling van de lichaamsmassa in de ruimte.
Voer je de schaatsbeweging uit, dan verandert de verdeling van je lichaamsmassa continu als gevolg van het strekken en bijhalen van telkens één been: je lichaamszwaartepunt loopt heen en weer over een horizontale lijn achter je navel, al naar gelang je strekt of bijhaalt (zie de rode stip in de reeks afbeeldingen van figuur 2.)
Figuur 2. Het lichaamszwaartepunt loopt over een horizontale lijn van rechts via het midden naar links.
Zijn de benen ‘gesloten’ (vlak van het ene been evenwijdig aan vlak van het andere been, afbeelding 3 in figuur 2.), dan ligt het lichaamszwaartepunt uit symmetrie-overwegingen in het midden van je lichaam ter hoogte van je navel.
We gaan er daarbij van uit dat de rest van het lichaam (op het strek-been na) één vlak vormt.)
Techniekaanwijzingen rechte eind
- Voorkom ‘haperingen’ in de uitvoering van de schaatsbeweging / maak van de schaatsbeweging een vloeiende beweging (alleen schaatsbeweging creëert afzetkracht)
- Tel (hardop) mee met de linker- en rechter afzet ter controle op een ritmisch verloop
- Vermijd elke ‘onnodige’ beweging met de romp.
Basale balansoefening
Rechtop glijden op één been is de meest basale balansoefening voor het schaatsen: omdat je rechtop staat bevindt het lichaamszwaartepunt zich recht achter je navel en je bent in balans op één been (lichaamszwaartepunt loodrecht boven de glijschaats) als je licht overhelt op de buitenkant van de glijschaats.
Voor overige schaatstechniek-oefeningen op het ijs verwijzen wij naar de paragraaf Schaatsoefeningen rechte eind.
Naar paragraaf Afzet
1) Met dank aan Milan van Berlo voor deze waardevolle constatering. Terug